top of page
Search

Interview met het Santé

Updated: Jun 5, 2020

I am a loser baby! Interview over het Imposter Syndrome met het Santé. Geschreven door Fleur Baxmeier.


Je hebt talent, je doet je werk goed en je baas is tevreden. Toch ben je steeds bang voor het moment dat wordt ontdekt dat je eigenlijk niks kunt. Journalist Fleur Baxmeier worstelt – net als veel andere vrouwen – met deze angst. Er is zelfs een naam voor: het Imposter Syndrome. Waar komt het vandaan? En belangrijker: kun je er vanaf komen?


‘Je denkt steeds dat mensen erachter komen dat je een enorme loser bent’

‘Rationeel weet je best dat je alles in huis hebt om iets te kunnen’

‘We denken allemaal dat we de enigen zijn die er last van hebben’

‘Het zijn zeker niet alleen wiebelige grijze muisjes die er last van hebben’

‘Het is nooit af of goed genoeg en iedere fout is een drama’


Lijden in stilte

Het rare van het Imposter Syndrome is dat je rationeel best weet dat je alles in huis hebt om iets te kunnen, maar dat een stemmetje in je hoofd zegt: ‘Nee nee, jij kunt dat niet.’

‘Als je het woord ‘syndroom’ hoort, dan denk je meteen aan een ziekte of afwijking,’ zegt coach en bedrijfskundige Vréneli Stadelmaier, die zich als eerste in Nederland verdiepte in het Imposter Syndrome en er een boek over schreef: F*ck die onzekerheid. ‘Dat is het niet, want het Imposter Syndrom is eigenlijk heel normaal. Bijna iedereen heeft het, alleen niemand praat erover. Iedereen lijdt in stilte. Dat is het probleem, want daardoor denken we dat we de enigen zijn die er last van hebben. We lijden in stilte, terwijl erover praten en de gevoelens herkennen bij jezelf en anderen enorm kan helpen om op een goede manier met het Imposter Syndrome om te gaan. In plaats van in je eentje te zwelgen kun je tegen elkaar zeggen: ‘Natuurlijk is het hartstikke spannend, een beetje gezonde zelftwijfel is heel normaal, maar doe het nou toch maar gewoon'.


Over het onderwerp praten kan ook helpen om dat stemmetje in je hoofd, dat roept dat je niet goed genoeg bent, te duiden. ‘Dat stemmetje komt ergens vandaan,’ zegt Stadelmaier. ‘Vaak uit je opvoeding, bijvoorbeeld omdat je een vader of moeder had voor wie het nooit goed genoeg was. Misschien wezen ze je constant op je fouten of zeiden ze dat je niet lui mocht zijn. Of wellicht vonden je ouders dat je je gedeisd moest houden: ‘Haal je maar niets in je hoofd, zo bijzonder ben je niet.’ Ouders zeggen zulke dingen vaak met de beste bedoelingen, maar het is wel iets wat zich in je hoofd nestelt. Meisjes krijgen daar bovenop ook nog allerlei andere ‘regeltjes’ mee: wees aardig en lief, heb geen grote mond, zorg dat je er leuk uitziet. Dat zijn allemaal stemmen die we meekrijgen en waar je in je latere leven veel last van kunt hebben als je voor uitdagingen komt te staan.’


Zeurende papegaai

Het Imposter Syndrome wordt door de buitenwacht snel gekoppeld aan onzekerheid, maar het zijn zeker niet alleen wiebelige grijze muisjes die er last van hebben. Sterker nog: uit onderzoek blijkt dat vooral succesvolle vrouwen ermee worstelen. Je zou denken dat de ‘bedriegersangst’ langzaam verdwijnt als je omhoogklimt op de carrièreladder, maar het tegenovergestelde blijkt waar. Hoe meer talent en hoe succesvoller, hoe heftiger het vaak wordt. ‘Ik heb jarenlang op het hoogste niveau aan powerliften gedaan,’ vertelt Isabelle Feteris (25), ex-topsporter en psycholoog. ‘Maar ook al deed ik mee aan alle internationale wedstrijden, ik was toch bang dat mensen zouden ontdekken dat ik niet goed genoeg was en zou worden gediskwalificeerd. Zelfs toen ik medailles won, was er een stemmetje in mijn hoofd die me vertelde dat het niet echt was.’


Isabelle bevindt zich in goed gezelschap, want ook slimme, krachtige types als Meryl Streep, Michelle Obama, Angela Merkel, Joop van den Ende en Emma Watson hebben regelmatig het idee dat ze een toneelstukje opvoeren. Het is op zich ook niet zo gek dat juist succesnummers vaak last hebben van het Imposter Syndrome, want hoe hoger in de boom, hoe harder je kunt vallen. ‘Je hebt meer te verliezen, wat zorgt voor een heleboel druk,’ zegt Stadelmaier. ‘Aan de ene kant weet je wel dat je het kunt, aan de andere kant zeggen de papegaaien – zoals ik de stemmen in je hoofd in mijn boek noem – in je bovenkamer dat je het niet kunt. Of dat je er niet bij hoort. Of dat je niet goed genoeg bent. Of dat niemand je aardig vindt. Dat is allemaal niet waar, het zijn leugens. Maar het veroorzaakt wel onzekerheid. Je gaat twijfelen: wat is waar? Kan ik dit wel of niet?’


Een van de manieren waarop mensen het Imposter Syndrome klein proberen te krijgen, is door extra hard hun best te doen. Ik merk dat bij mezelf als ik een opdracht krijg van een magazine waar ik nog nooit voor heb geschreven. Dan ga ik niet drie, maar zes deskundigen interviewen. Ik lees een tekst niet één, maar vijf keer na. En zelfs dan ben ik er zelden op gerust dat het écht is zoals het moet zijn. Ex-topsporter Isabelle volgde dezelfde route, alleen uitte het zich bij haar in zo veel trainen dat ze bijna overbelast raakte. Maar het omgekeerde gebeurt ook vaak: mensen die zo veel last hebben van het Imposter Syndrome dat ze uitdagingen maar helemaal uit de weg gaan. Ze nemen geen nieuwe baan aan, ze houden hun mond tijdens vergaderingen en ze gaan zéker geen praatje houden op een congres. Maar welke optie je ook kiest, ze zijn allebei niet goed voor je.


Bore-out

De stemmetjes in je hoofd tot stilzwijgen brengen door knoerthard te werken, leidt tot heel veel stress. Het is nooit af of goed genoeg en iedere fout is een drama, wat zorgt voor enorm veel druk. Dat is hét recept voor een burn-out. De andere weg loopt ook dood, want het brengt je nergens om jezelf constant inhouden en onzichtbaar maken. Zo is ook de ervaring van Kimberly Keulers (38), die zich door het Imposter Syndrome expres klein hield in banen, zodat ze niet opviel en daardoor ook niet door de mand kon vallen. ‘Ik was heel afwachtend en nam genoegen met taken ver beneden mijn niveau. In plaats van harder te werken, ging ik meer de kant op van een bore-out. Op het moment dat ik voor het eerst over het Imposter Syndrome las, veranderde voor mij alles. Ik was niet de enige die dit had, er lag iets aan ten grondslag en ik kon er dus ook iets aan doen.’

Herkenning vinden bij anderen was voor Kimberly een goede manier om er beter mee te kunnen dealen. Ook bewustwording van haar gedachtes scheelt een hoop, net als haar hersenspinsels op papier zetten en toetsen aan de werkelijkheid: is dit écht zo of zegt dat stemmetje in mijn hoofd dit alleen maar? ‘Zo kan ik er letterlijk afstand van nemen en daarna toch een stap zetten in de goede richting, hoe klein ook,’ aldus Kimberly. Evengoed steekt het Imposter Syndrome elke keer als ze iets nieuws doet nog even de kop op, wat volgens Stadelmaier niet zo gek is. ‘Ik heb met de jaren gemerkt dat je niet één papegaai in je hoofd hebt, maar een hele volière,’ lacht ze. ‘Het goede nieuws is dat je met de tijd steeds bedrevener wordt in het herkennen van de papegaaien en ze een kopje kleiner maken. Zeker als je jezelf omringt met andere mensen die ermee moeten dealen.’

Als je jezelf kwetsbaar durft op te stellen en praat over wat er in je hoofd omgaat, wordt het volgens Stadelmaier makkelijker om je te realiseren dat het gros van je gedachtes onzin is. ‘Je maakt ze zelf groot door er aandacht aan te geven,’ legt ze uit. ‘Dat doe je door erover na te denken, door er waarde aan te hechten en door te denken dat het waar is. Maar het is maar een gedachte. Als je snapt waar die gedachte vandaan komt – uit je ouderlijk huis, door een opmerking van een leraar, uit je cultuur – dan kun je ‘m makkelijker fileren: ‘Ja papegaai, jij zegt nou wel dat dit eng is en dat ik dit niet kan, maar ook al gaat het mis, hoe erg is dat dan? Dan maak ik een foutje, nou én?’ Het is ook goed om je te realiseren dat andere mensen over het algemeen meer met zichzelf bezig zijn dan met jou. Probeer maar eens, je zult zien dat die papegaaien dan al een stuk stiller zijn.’


Wil jij ook een krachtige mindset?

29 views0 comments
bottom of page